Menu

Premium

Preekschets Johannes 8:12 – 2e zondag van de veertigdagentijd

2e zondag in de veertigdagentijd

Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’

Johannes 8:12

Schriftlezing: Johannes 8:12-20

Zie ook

Het eigene van de zondag

De tijd voor Pasen geeft de christelijke gemeente gelegenheid om zich te bezinnen op de gebeurtenissen die hebben geleid tot de kruisiging van Jezus. De ene keer zal de nadruk meer liggen op het lijden van de Heer zelf – daarvoor worden doorgaans de zeven zondagen van de lijdenstijd gereserveerd. De andere keer zal er meer aandacht zijn voor boete en inkeer van de gelovigen – overeenkomstig de veertig dagen durende periode van voorbereiding op de doop in de paasnacht.

Deze afgebakende periode leent zich goed voor een serie preken die een zekere onderlinge samenhang vertonen. Het is bijvoorbeeld mogelijk te kiezen voor de Ik-ben-uitspraken van Jezus uit het evangelie naar Johannes. Afhankelijk van de keuze om 6 (veertigdagentijd) of 7 (lijdenstijd) zondagen aan de voorbereiding te wijden, kunnen de beide Ik-ben-uitspraken in Johannes 10 afzonderlijk of gezamenlijk besproken worden. Hier is ervoor gekozen om op de tweede zondag van de veertigdagentijd de tweede Ik-ben-uitspraak te overdenken.

Uitleg

In het evangelie naar Johannes komen enkele tientallen uitspraken van Jezus voor waarin de persoonsvorm eimi (Ik ben) gebruikt wordt. Dat is een veelvoud van de aantallen in de synoptische evangeliën. Dit onderstreept het belang dat Johannes hecht aan het getuigenis van Jezus over zichzelf. Het gaat er de evangelist om om de identiteit van Jezus vast te stellen: ‘deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God’ (20:31).

Zeven van deze ‘eimi’-zinnen springen eruit door een gelijke structuur, en door het nadrukkelijk toegevoegde ego, wat op zichzelf overbodig zou zijn geweest. Kenmerkend voor deze zeven uitspraken zijn

  • het ego eimi

  • de beeldspraak die hierop volgt en

  • de direct aansluitende toepassing, meestal in de vorm van een belofte voor wie in Jezus gelooft.

Afgezien hiervan lijken de uitspraken geen opvallende samenhang te vertonen of een logisch verband te vormen. Het is niet met zekerheid vast te stellen of Johannes met opzet heeft gekozen voor het aantal van zeven van dergelijke uitspraken. Net zomin is met zekerheid te zeggen of Jezus met deze uitspraken een bewuste toespeling maakte op de Godsnaam; al is er geen bezwaar tegen daarop te wijzen, omdat het zowel ons als eerdere lezers is opgevallen.

Datzelfde geldt – specifiek bij de uitspraak ‘Ik ben het licht der wereld’ – voor een verwijzing naar het gebruik bij het Loofhuttenfeest, om grote lampen te ontsteken in de tempel. Op andere plaatsen helpt Johannes zijn lezers nog wel eens met een kanttekening over de gewoontes van de Joden (bijvoorbeeld 2:6, 4:9); dat laat hij hier achterwege. We moeten er dan wel op wijzen dat op het moment van deze uitspraak de lichten al gedoofd zullen zijn, omdat het feest voorbij is (7:53).

In 9:5 (de genezing van de blindgeborene), zegt Jezus woordelijk hetzelfde, maar zonder het nadrukkelijke ‘ego’ te gebruiken en zonder bepalend lidwoord. Hier verwijst het licht (Grieks: ‘phoos’) naar dag(licht) tegenover de nacht (9:4). In 12:46 noemt Jezus zichzelf een licht in de wereld; het staat hier net als in 8:12 tegenover duisternis (Grieks: ‘skotia’). Vergelijk ook nog 12:35-36 en 3:19-21. Maar we kunnen er natuurlijk niet omheen dat ‘licht’ al een thema is in de proloog van dit bijbelboek: ‘In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen’ (1:4), wat een verwijzing is naar de eerste scheppingsdaad van God (Genesis 1:3-5). In het grote kader van dit evangelie zou je dus kunnen zeggen: Jezus = het (vleesgeworden) Woord = (oorsprong van) leven = licht van de wereld; Hij is als de dag tegenover de nacht. En daar kan de duisternis niet tegenop (ook weer diezelfde ‘skotia’, 1:5).

De toepassing bij deze Ik-ben-uitspraak (‘wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben’) is tegelijk een belofte en een opdracht. Jezus belooft ons de dag, metafoor voor de nieuwe tijd die aanbreekt; en Hij vraagt van ons om ons ‘nachtleven’ op te geven.

De relatie van ‘Ik ben het licht der wereld’ tot ‘gij zijt het licht der wereld’ (Matteüs 5:14) zou je kunnen verklaren zoals Jezus dat zelf doet ten aanzien van Johannes de Doper in 5:35: Johannes is een lamp, maar Jezus is het daglicht zelf.

De toehorende Farizeeën gaan niet in op de beeldspraak van Jezus, maar wel op de waarde van zijn zelf-getuigenis: die zou juridisch niet houdbaar zijn wegens gebrek aan ondersteunende verklaringen (zie eerder al 5:31-32). Uit deze omtrekkende beweging kun je wel afleiden dat de Farizeeën begrepen hebben dat deze uitspraak van Jezus van groot gewicht is (waar ze niet zo snel een antwoord op hebben).

Aanwijzingen voor de prediking

Het beeld van het licht is overbekend. Dat maakt het lastig om op een verrassende manier dit thema over het voetlicht te brengen. Toch is het een krachtig beeld, mede door het contrast met duisternis. Iedereen voelt intuïtief aan dat ‘donker’ negatieve associaties oproept.

Voor de verkondiging kun je zoeken naar ‘donkere’ situaties in de actualiteit; je zou ook kunnen wijzen op ‘donkere’ periodes in iemands leven. Alsof die situaties op zichzelf nog niet erg genoeg zijn, kunnen ze ook het zicht op God verduisteren: ‘waar is Hij?’ Door Gods Woord wordt ook de zonde aangeduid als duisternis: gedrag dat past bij de nacht, maar niet bij een leven voor het aangezicht van God. De opstandige houding van de Farizeeën in de schriftlezing laat zien dat zelfs in het leven van gelovigen het ‘licht’ kan verdwijnen achter een houding van ‘ik weet het allemaal wel’.

In de persoon van Jezus is Gods eigen Zoon in deze wereld gekomen om een nieuwe tijd in te luiden: de dag breekt aan; de nacht van godvergetenheid en godverlatenheid gaat voorbij. Al voelen we wel dat de duisternis nog aan Hem trekt – bijvoorbeeld in de mensen die Hem afwijzen; bijvoorbeeld ook in de dreiging die meeklinkt in het laatste vers van onze lezing (‘en niemand greep Hem’). Jezus is bereid deze duisternis te verdragen, en moet ook echt door de diepte heen (de duisternis van Golgota); maar eigenlijk is al vanaf het begin van het evangelie duidelijk dat het licht zal overwinnen (opstanding uit de dood)!

We moeten natuurlijk wijzen op de uniciteit van Jezus – niet voor niets staat er het bepaalde lidwoord voor ‘licht der wereld’. En ook ‘wereld’ (Grieks: ‘kosmos’) wijst op het omvattende van Jezus’ licht. Hij is niet één van de sterren (vierde scheppingsdag) maar het licht zelf (eerste scheppingsdag). Iedereen die elders ‘verlichting’ zoekt, bijvoorbeeld in andere religies (boeddha = ‘verlichte’) of in de wetenschap (periode van de Verlichting), moet bedenken dat dat op z’n best afgeleiden zijn, als je het al geen dwaallichten moet noemen.

Jezus’ getuigenis van zichzelf – dat de Vader bekrachtigt: (1) omdat het overeenstemt met de profetieën, (2) door de tekenen die Jezus doet (licht bewijst zichzelf!), (3) door de opstanding uit de dood – vraagt om een keuze: ‘wie Mij volgt’. Deze tijd voor Pasen dringt ons ertoe om (opnieuw) te bedenken welke keuze we maken. Wellicht zijn er jongeren die zich voorbereiden op het doen van belijdenis? We bezinnen ons op de duisternis in ons leven en bekeren ons daarvan. Jezus belooft dat deze keuze gezegend wordt met ‘licht des levens’. Dat helpt en troost in dit leven, maar wijst vooral op het eeuwig leven dat zelfs door de dood niet teniet gedaan wordt.

Ideeën voor kinderen en tieners

Op allerlei manieren is het verschil tussen licht en donker duidelijk te maken:

  • Doe je ogen eens dicht, en weer open – wat is fijner? Je wilt natuurlijk graag alles zien!

  • Voor zover van toepassing: Waarom nemen jullie eigenlijk dat lantaarntje mee naar de kindernevendienst?

  • Voor jongelui: Gebeuren er in het ‘nachtleven’ ook dingen die het ‘daglicht’ niet kunnen verdragen?

  • Voor wie luchtig wil beginnen: Begin maart 2017 wordt de finale uitgezonden van ‘Wie is de mol?’ De mol is een dier dat ‘wandelt in de duisternis’; in het spel probeert hij op een stiekeme manier ‘kwaad’ te stichten. Jij wilt toch geen mol zijn, maar het spel eerlijk spelen? De mol wordt tijdens het spel nooit naar huis gestuurd, maar hij zal ook nooit winnen. Als je het eeuwig leven wilt ‘winnen’, moet je leven in het licht van Christus!

Liturgische aanwijzingen

Sommige gemeenten zijn gewend elke zondag na votum en groet het Klein Gloria te zingen. Zij laten dit dan meestal achterwege tijdens deze zondagen voor Pasen.

In Gezang 75 (LB) komen de Ik-ben-uitspraken langs.

Als tweede schriftlezing zou gekozen kunnen worden voor Genesis 1:1-4.

Geraadpleegde literatuur

  • Dr.P.H.R.van Houwelingen, Johannes, Het evangelie van het Woord (Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie)

  • Leon Morris, The Gospel According to John, Revised (The New International Commentary on the New Testament)

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken