Menu

Basis

Dankdag: om een inclusieve samenleving

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Dankdag (1 Kronieken 29:10-16 en Lucas 17:11-19)

Utopisch nadenken over samenlevingsvraagstukken loopt als een rode draad door de Bijbel heen. Vaak noemen we dit utopische denken dan ‘eschatologisch’ denken, een denken over de laatste dingen. Maar eschatologisch denken is altijd een denken met de hand aan de ploeg.

Bijbelse visioenen over bevrijding uit slavernij en van schuldenlast en over het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen noemde Dorothee Sölle (Kirchentag 1985) ‘wetsbepalingen’ die alles met het leven nu te maken hebben. Ze verwees daarbij naar wat in de Spreuken van Salomo (29:18) staat: ‘Een volk zonder visioen gaat te gronde.’ Sölle: ‘Het is een vorm van zelfverminking als wij onze verlangens en verwachtingen niet eens meer durven denken, wanneer we ze niet in detail kunnen beschrijven, wanneer we ze niet politiek en economisch in termen van sociale wetten uiteen kunnen zetten.’ Wat voor utopisch gedachtegoed kunnen we achter de lezingen voor Dankdag vinden bij onze doordenking van het thema ‘werkende armen’?

Sociaal programma

David had graag de tempel in Jeruzalem gebouwd. Wanneer we in 1 Kronieken 22 lezen wat hem daarbij voor ogen stond en dat hij het met een gedwongen tewerkstelling van vreemdelingen wilde realiseren, roept dat wel vragen op. Wat stond David eigenlijk voor ogen: de glorie van God of zijn eigen glorie? Nu had David van Godswege al te horen gekregen (1 Kronieken 22:8): ‘Jij zult voor mijn naam geen huis bouwen, want je hebt oorlogen gevoerd en bloed vergoten.’ Interessant zijn ook de reserves die God zelf al eerder uitspreekt (2 Samuël 7:1-7). God wil zijn waar de mensen zijn, in hun leven van alledag, en daarmee dus ook gericht zijn op dat wat nodig is. Als er al een huis gebouwd gaat worden, dan zal de HEER zelf dat doen, voor David, voor zijn volk (2 Samuël 7:11), ja, zelfs voor alle volken (Jesaja 56:7). Het zal een huis moeten zijn waarvan de Tora het kloppende hart is. Maar God houdt in dat huis nogal eens zijn hart vast. Een profeet als Micha (6:6-8) verwoordt helder waarom: Góds template voor de tempel is vooraleerst een sociaal programma. Wanneer we dit doorvertalen naar het thema van ‘werkende armen’, kunnen we denken aan hoe in Handelingen (2:44-46) beschreven wordt hoe de eerste christenen met oog voor elkaar leefden en deelden wat ze hadden, zodat het niemand aan het nodige ontbrak. Dit raakt aan het vermogen van een samenleving om datgene wat met elkaar bereikt is, ook aan te wenden waar mensen het alleen niet redden.

Armen net als melaatsen buitengesloten

De evangelielezing lijkt een wonderlijke als het gaat om het thema ‘werkende armen’. Het verhaal gaat over tien melaatsen die van hun huidziekte genezen. Is armoede dan een ziekte waarvan je genezen moet worden? Nee, die parallel gaat niet op. Maar er is wellicht een parallel in de wijze waarop een ziekte stigmatiserend en uitsluitend kan werken. Mensen kunnen vanbinnen met een situatie van armoede worstelen, dat heeft ook te maken met verwachtingen van buitenaf. Armoede kan daarmee kwetsbaar maken en een mensenleven tekenen. Het kan een emotionele impact op je hebben, aan je zelfbeeld en zelfvertrouwen knagen en je waardigheid aantasten. Het valt niet mee om dan je plek binnen onze samenleving te vinden en in te nemen.

Appèl op barmhartigheid

We kunnen hier een parallel herkennen met de melaatsen in Jezus’ tijd. Binnen de religieuze context van Jezus’ tijd waren melaatsen onrein en om die reden buitengesloten. Ze houden zich in dit verhaal ook aan de Joodse wet door op veilige afstand van Jezus te blijven staan. Eigenlijk moeten ze roepen: ‘Onrein! Onrein!’ Maar dat doen ze niet. Ze roepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ Die uitroep, eleison, duidt niet op zieligheid, maar is een indringend appèl dat gedaan wordt, namelijk dat er ‘op een barmhartige manier gehandeld wordt’. Het is een beroep op mensen om zich in te zetten voor een inclusieve samenleving, met oog voor wie het alleen niet redt. Die inclusieve samenleving begint met mensen zien staan in hun situatie. Dat is wat Jezus ook doet. Vandaag de dag zouden we Hem misschien wel een coach noemen die mensen zó in hun situatie begeleidt, dat ze verder kunnen. Tegenover Jezus toont dit verhaal ons de priester, zeg maar die manier van kijken die een oordeel over anderen inhoudt, en hen daarmee juist in hun situatie houdt. Bevrijding uit hun situatie is alleen mogelijk bij een liefdevolle blik. De crux van het verhaal kon ’m daar weleens in zitten.

Evenzo kan het weleens zijn met het thema ‘werkende armen’. Het gaat om mensen die werken, maar desondanks er niet in slagen aan de greep van armoede te ontkomen. Hoe klinkt vanuit hun situatie de roep om een barmhartige manier van samenleven? Heeft die samenleving er fiducie in dat zij van die armoede vrij kunnen worden, en heeft ze er enig idee van wat daarvoor nodig is? Ineens knaagt daarmee hun armoede aan de samenleving zelf, en aan de waardigheid die deze met werk pretendeert te kunnen bieden. In ons land hebben we veel bereikt op het gebied van welvaart en welzijn. Dat is zeker iets om dankbaar voor te zijn, maar het is ook iets om in het licht van het thema ‘werkende armen’ op Dankdag bij stil te staan.

Deze exegese is opgesteld door Chris Kors.


In het archief van de Raad van Kerken vindt u meer informatie over het thema ‘Werkende armen’.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken