Menu

Premium

‘Scheef in de werkelijkheid’

Preken van Eberhard Jüngel als tegenstem in onze tijd

Lezing van dr. Ciska Stark, universitair hoofddocent Praktische Theologie (PThU), bij de presentatie van ‘Lutherse preken in het Oude Testament’, een selectie preken van Eberhard Jüngel, vertaald en bezorgd door Willem Maarten Dekker. Verschenen bij uitgeverij Skandalon, voorjaar 2018.

De verschijning van een bundel met preken van een Duitse theoloog, hoe groot van naam ook, is op zich al een merkwaardig verschijnsel. Het past wel bij degene die deze uitgave verzorgd heeft, collega dr. Willem Maarten Dekker. Een tegendraads theoloog. Om meerdere redenen. Want in een tijd dat het kerkbezoek over het geheel genomen al decennia daalt, steeds minder mensen via de traditionele prediking bereikt worden en er dus flink geïnvesteerd wordt in allerlei andere vormen van kerk-zijn om mensen te bereiken, investeert Dekker zijn energie en denkkracht in prediking. In een tijd waarin de bestudering van theologische teksten niet meer kan zonder dat biografie en context van de teksten methodisch verdisconteerd worden, presteert Dekker het om preken uit te geven als tijdloze verkondiging, zonder ook maar te verwijzen naar de historische context waarin ze gehouden zijn. Vrijwel nergens in het boek is een datum te vinden behalve ergens een verdwaalde oudejaarsavond 1970, en verder alleen impliciete verwijzingen naar situationele context, zoals de DDR, of gebeurtenissen als ‘Tsjernobyl’. En tenslotte, in een tijd dat iedereen beseft dat preken communicatief vooral gebeurtenissen zijn, ‘events-in-time’ waarvoor de viva vox, de live uitvoering, het contact, persoonlijkheid en authenticiteit cruciaal zijn, waagt Dekker het om preken uit te geven in de vorm van een leesboek, het live-event teruggebracht tot het platte vlak van de gereconstrueerde preektekst. Zou de levendmakende Geest daar makkelijk in meekomen?

Je moet dus wel een groot geloof in prediking hebben, onverbiddelijk gegrepen zijn door Jüngels theologie en een rotsvaste overtuiging dat dít van belang is voor de praktijk van onze prediking, om hier je energie in te stoppen.

De onontkoombare vraag bij deze uitgave is toch: heeft de kerk behoefte aan deze vrucht van de hobby van een preekliefhebbende dominee en helpt het ons verder als het gaat om het versterken en vernieuwen van de prediking vandaag? Ik beantwoord die vraag vanuit mijn werk aan de opleiding van predikanten ten dienste van de Protestantse Kerk in Nederland, en mijn antwoord alvast: ‘ja, hier hebben we behoefte aan’, en ‘nee, het is niet genoeg voor vernieuwing en versterking van de prediking’.

Excellent voorbeeld

In ‘Teaching Preaching as a Christian Practice’, een recente uitgave over de theologie en didaktiek van het homiletisch (=preek) onderwijs, beschrijft auteur David Lohse vijf centrale elementen

David J. Lohse, ‘Teaching Preaching as a Christian Practice’, in: Thomas G. Long, Leonora Tubbs Tisdale (eds.), Teaching Preaching as a Christian Practice. A New Approach to Homiletical Pedagogy. Louisville, Westminster John Knox Press 2008, 45.

1. frequente ‘exposure to’ ofwel blootstelling aan excellente voorbeelden alsmede het belang van rolmodellen, goede preken en goede predikers. 2. Een ondersteunende omgeving waarin hoge verwachtingen van de preek opgeld doen. 3. Het onderscheiden van en onderwijzen in de verschillende onderdelen die de specifieke preekpraktijk bepalen zoals bijvoorbeeld exegese en retorica 4. geïnvolveerd zijn in een voortdurend leerproces van oefening en reflectie en 5. een commitment in een levenslang proces van leren en ontwikkelen.

Nu, met de uitgave van enkele van Jüngels Lutherse preken bij het Oude Testament draagt de samensteller, Willem-Maarten, bij aan een heel aantal van deze factoren, maar allereerst natuurlijk aan de eerste: de blootstelling aan excellente voorbeelden. De gedachte achter deze pedagogiek is eigenlijk uiterst simpel: zoals je een vreemde taal het snelst leert door in een land te verblijven waar die taal gepraktiseerd wordt, liefst van jongs af aan, zo leer je preken het beste in een omgeving waar je voortdurend goede of in de taal van Jungel ‘treffende’ preken hoort, liefst van jongs af aan…
Het gaat uit van het idee dat leren begint bij imiteren en vervolgens learning by doing wordt, praktiseren, oefenen dus en daarop reflecteren. Dat leren imiteren is, zie ik heel vaak bevestigd in de werkstukken van studenten. De manier waarop zij beginnen met preken en bidden, en met name de taal waarin zij dat uitdrukken, is veel meer gevormd door de cultuur die zij zelf hebben meegekregen dan door afgewogen keuzes die zij tijdens de opleiding leren te maken. Daarom zijn permanente leerprikkels ook zo nodig, om als voorganger een goede balans te vinden en je blijven te ontwikkelen in het spanningsveld tussen de verwachtingen van de gemeente, die ambigu zijn en je eigen roeping, achtergrond, theologie en persoonlijke repertoire aan retorisch en communicatief talent.

Verbazen

Deze uitgave voorziet in elk geval aan voorbeelden van prediking en reflectie op de taak van de prediking. Allereerst voorbeelden, want die stimuleren het ‘Erstaunen’, (verbazen) zoals Jüngel zelf in zijn voorwoord van één van de Duitstalige uitgaven van een preekbundel schrijft

Eberhard Jüngel, Zum Staunen Geboren. Predigten VI, Stuttgart, Radius, 2004, 9-10.

. Dat betreft niet zozeer het ‘Erstaunen’ over de kwaliteit van de preken van Jüngel zelf, -dat zou al te ijdel zijn- maar een boek als dit voedt uiteindelijk op een diepere laag de verbazing, verwondering, onthutste ontdekking van de waarheid en werkelijkheid van God zelf die óns aanspreekt via de tekst van de preek, in de verkondiging van de Schriften. Het is een boek vol parels van uitleg, in toegankelijke taal, met telkens identificatiemogelijkheden voor de hoorders, die liefdevol, solidariserend en met humor worden aangesproken. Zo zet Jüngel hoorders soms expres op het verkeerde been, door een poosje met het common sense gevoel van tekst of wereld mee te gaan, herkenning op te roepen en dan een wending te maken waardoor opeens net even anders blijkt en God anders blijkt dan in het verlengde van onze verbeelding te liggen. Zoals in de Adventspreek over psalm 24 die we aan de Protestantse Theologische Universiteit met de studenten bespraken: ‘Heft poorten, uw hoofden, laat binnen die Koning’. Verwachtingsvol wordt uitgezien en dat is een lijn die men herkent. Maar opeens ontdekt de hoorder dat daarachter de conclusie ligt dat die koning, God zelf, er dus níet is, dat daar binnen de muren leegte is. Jüngel speelt dan in dezelfde preek vrijmoedig met de metafoor van de poort, die varieert van de Brandenburger Tor tot de voordeur die we op slot doen tegen inbrekers en de poorten van het hart die juist open moeten voor God wat tot gevolg zal hebben dat de poorten van de wereld en de kluizen van de bank ook op een andere manier open zullen gaan. Daarbij verzuchtten de studenten wel dat de metafoor wel erg opgerekt wordt en zo vallen ook Jüngels preken soms even uit het lood. Maar juist dat is troostrijk, zelfs de meester kent zijn beperkingen en ergens helpt het wel om na te denken over de reikwijdte van de metafoor, die je verheft en binnentrekt in een nieuw verstaan. Precies waar het om ging dus.

Verrassend

De preken van Jüngel getuigen zonder meer van een diepgaande kennis van existentiële nood, van het lijden en de moeiten van een mens. Dit alles wordt erkend, maar nergens gedramatiseerd noch gepopulariseerd. De preken ademen een geest van zuiverheid, helderheid en hier en daar lichtvoetigheid en humor. Ze zijn dialogisch van aard, zoals waar Jüngel zijn studenten met een mix van ironie en ernst aanspreekt als ‘tragische generatie’ met hun voorkeuren voor de sceptische teksten van bijbelse Kohelet, de Prediker. En steeds weer, ergens tussen de regels door, dient God zich aan, nooit vanzelfsprekend, altijd verrassend, aan een mens ‘zum Staunen geboren’. Het zijn heerlijke preken, die je doen beseffen: wat is de Bijbel toch mooi. Juist omdat de tekst níet op onze maat is gemaakt. Echt iets anders dan de huidige Happiness-bijbelredacteuren lijken te geloven.

Naast de preken is er de homiletische reflectie in de inleidingen van Willem Maarten en in het essay van Jüngel zelf. De preken en de reflectie zijn min of meer met elkaar verbonden. Niet methodisch-analytisch, maar min of meer intuïtief en systematisch. Het gaat uit van de veronderstelling dat iemands theologie en preekpraktijk min of meer synchroon lopen: ‘Toon mij uw preken en ik zal zeggen wat uw theologie is. Willem-Maarten Dekker lijkt echter andersom te werken: vanuit de theologie van Jüngel evalueert hij de preken, hij ziet sterke punten als de waardering van de historisch-kritische insteek terugkomen maar merkt dan bijvoorbeeld op dat toch wat vreemd is dat Christus niet altijd zo expliciet ter sprake komt als dat je zou mogen verwachten op grond van Jüngels allesbeslissende christologie. Dekker zoekt dan echter niet een verklaring in de richting van een incongruentie of inconsistentie in Jüngels theologie, het scheeftrekken van Jüngels eigen uitgangspunten, maar toont aan dat het eigenlijk op een laag dieper tóch wel in Jüngels christologie past dat Christus niet altijd expressis verbis ter sprake hóeft te komen want de wijze waarop God ter sprake komt impliceert Christus. Tja…waarom niet ook de open eindjes zo nu en dan laten staan? Ook dát is preken: een woord voor déze dag, niet altijd een antwoord.

Theologische nood

Hebben we behoefte aan zulk inzicht? Ja, schreef ik al, en ik ben blij dat Willem Maarten als een systematicus en practicus tegelijkertijd laat zien dat de theologie ertoe doet in de prediking. Want de nood der prediking is een theologische nood, zo schrijft Jüngel ook zelf. Als mensen aangesproken worden van Godswege, dan is er altijd een moment van onderscheiding van waar het op aan komt. Om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt in de preek hebben we het nodig dat valse voorwendselen ontmaskert worden en wij niet alleen aan onszelf maar aan God ontdekt worden. In het balanceren op zijn eigen weg tussen Barth en Bultmann zien we hoe Jüngel daarbij God en mens niet tegen elkaar uitspeelt, maar beide ten volle serieus neemt. Dat lijkt me de grondhouding voor iedere theologie van prediking.

Maar als je God en mens beide serieus neemt, wat doe je dan met de tekst en welke rol speelt deze? Voor Jüngel is de bijbeltekst cruciaal. Uit zijn stellingen blijkt dat eveneens. De homiletisch-hermeneutische vraag blijft dan onder welke hedendaagse gestalte van menselijke taal dit ook een Woord Gods kan zijn. In de theologie van Jüngel, en ik vermoed ook van Dekker, worden dan alle kaarten worden gezet op de taal en tekst van de Schriften. Ondanks de vele overtuigende stellingen over het belang van het luisteren naar de tekst zelf, het vertrouwen op de ontsluitende kracht van de tekst, het vertrouwen op de werkzaamheid van de Geest, ligt hier toch mijn aarzeling als het gaat om bruikbaarheid voor het homiletisch ambacht vandaag. Omdat het communicatief gezien toch al snel leidt tot een smal communicatief paradigma –namelijk vooral verbaal- en tot een onderschatten van de kloof tussen de huidige verstaander en de teksten van toen. De exegese zelf legt als het ware al de boodschap bloot.

Tijdgeest

Jüngel benadrukt het belang van exegetische arbeid en ziet dat vooral als ambacht. Hij fulmineert bijvoorbeeld tegen Bohren die de prediker biddend laat exegetiseren. Hij gaat uit van het idee dat je de exegese min of meer neutraal op zichzelf kunt uitoefenen. Dat je daarin jezelf niet zou hoeven meebrengen. Bohren en velen na hem hebben echter precies geproefd dat tekst en theologie pas gaan leven in een ademruimte waarin geluisterd wordt. In een ruimte waarin de prediker veel nadrukkelijker dan alleen met de tekst óók met de tijdgeest in gesprek is. Dat doet Jüngel wel, maar op universeel niveau. Terwijl hoorders vandaag ook vragen naar een zekere concreetheid, wat zie ik ervan, wat hoor ik ervan, wat moet ik doen, naast wat mag ik hopen? Dat is geen verplatting, maar een andere tijd. En daarom mag ook een voorganger biddend exegetiseren, omdat hij of zij de lijnen wél ergens bij elkaar mag brengen.

Hermeneutiek

Om te kunnen preken vandaag is meer nodig dan tekst en exegese. En dat is hermeneutiek. Dat heeft Jungel helder gezien. Maar hoe de hermeneutiek de hoorders vandaag aanspreekt, dat blijft enigszins onhelder. Wat mij betreft moet het daar in de homiletiek wel over gaan. Met behulp van het beeld waarmee Jüngel beschrijft dat de prediker ‘scheef in de werkelijkheid staat’

Lutherse preken, p.145.

. ‘Wij staan scheef in de werkelijkheid, omdat wij niet willen vergaan’. Als prediker hang je altijd wat tegen, hel je de andere kant uit dan het gemakkelijke meebewegen met kerk en cultuur. ‘Als wereld willen wij blijven en daarom blijven wij zondaars. Omdat de wereld niet voorbij wil gaan, stemt zij echter niet overeen met de feitelijke situatie (dat is de nieuwe). Dus wij staan ook scheef in de werkelijkheid’. In die ambivalentie blijven wij preken. Daarom is het een verrijking als we kunnen leren van degenen aan wie vele gaven zijn gegeven. Dat geldt voor Jüngel in het bijzonder, en op eigenwijze aan de bezorger van deze uitgave en aan velen aan wie het predikambt is toevertrouwd.

Bron: IZB/Areopagus

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken