Menu

Premium

Het leven gaat door

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jeremia 29,1.4-14 en Matteüs 10,34-42

Zelden is er een tijd geweest waarin het zo vitaal was onderscheid te kunnen maken tussen valse en ware profeten, als die van Jeremia. Het lot van het koninkrijk Juda ligt in de waagschaal en politieke beslissingen bepalen de toekomst. Vele profeten adviseren de koning in de naam van God, maar hun profetieën spreken elkaar tegen.

Valse profeten geven toe aan de verleiding te profeteren wat zij en het volk hopen. Zij willen zo graag dat het ongeluk kort duurt en het goed komt, dat zij illusies voor waarheid aanzien. Dat hoeft geen kwade wil, maar kan gebrek aan inzicht in de situatie zijn. Jeremia noemt hen ‘dromendromers die gij voor u laat dromen’ (Jeremia 29,8 – Naardense Bijbel).
Jeremia kan niet tegen mensen die niet bereid zijn om problemen eerlijk onder ogen te zien. Dat brengt hij tot uitdrukking door een houten juk te dragen (Jeremia 27). Zijn ‘tegenspeler’ daarbij is Chananja, die sussend profeteert dat de verbanning naar Babel maar twee jaar zal gaan duren. Ten teken verbreekt hij het houten juk van Jeremia (Jeremia 28,10-11). Jeremia kan Chananja uiteindelijk ontmaskeren (Jeremia 28,12-16).

Een nieuwe toekomst in ballingschap

Bij de gratie van de Babyloniërs blijft het koninkrijk Juda min of meer functioneren onder een vazallenkoning. Jeremia blijft en werkt in Juda, en ziet niet een hoopvolle toekomst voor de achterblijvers, die dicht bij de tempel mogen leven, maar juist voor de ballingen (Jeremia 24,5). Als een gezantschap naar Babylonië gestuurd wordt, maakt hij daarvan gebruik om een brief aan de ballingen te sturen (Jeremia 29,1). Hij roept hen op om er een sterke joodse gemeenschap op te bouwen en loyaal te zijn aan de Babylonische koning, want de ballingschap zal meer dan een generatie duren (Jeremia 29,5-7). Het lijkt een omgekeerde wereld. Tot nu toe bestond het enige ‘ware’ leven in het eigen land Israël en kwam de enige ‘echte’ verbinding met God tot stand in de tempel in Jeruzalem, en nu moeten ze ver van huis loyaal aan de vijand zijn?!

In opdracht van God zelf gaan zij het waagstuk aan om ver van de tempel een relatie met Hem op te bouwen. Deze opdracht legt de basis voor het overleven van het volk als Gods volk in ballingschap. Dat had verregaande en verrijkende consequenties voor het godsdienstige leven toen het volk weer terug mocht naar het land en er weer een tempeldienst was. Deze brief van Jeremia vormt de basis voor het ontstaan van synagogen als godsdienstige centra, ‘de dienst van het gebed’ en het lernen, eerst als vervanging voor en later naast de offerdienst. In de tempel zijn priesters aangesteld om namens de mensen offers te brengen. De nieuwe dienst van het gebed is daarentegen in handen van iedere mens en iedere gemeenschap gegeven. Er ontstaat een nieuwe weg om zich, ver van de tempel en overal ter wereld, tot God te kunnen wenden. Na de vernietiging van de tweede tempel zullen de inmiddels ontstane synagogen en leerscholen in Babylon en Israël de redding voor het voortbestaan van het volk Gods blijken te zijn.

De zending van de leerlingen

Jezus heeft leerlingen opgeleid en zendt hen nu uit met de opdracht om hetzelfde te doen als Hij. Hij stuurt ze echter niet de ‘grote’ wereld in, maar naar hun eigen geloofsgenoten (Matteüs 10,6). Ze krijgen de opdracht om te verkondigen dat het Koninkrijk der hemelen nabij is (Matteüs 10,7) en worden gemachtigd om zieken te genezen, doden op te wekken en boze geesten uit te drijven (Matteüs 10,1.8.40).
Jezus’ rede is gericht tot de inner circle, niet tot het grote publiek. Naast het gezag dat zij krijgen, moeten zij afwijzing leren verduren. In de Bijbel is men beducht voor valse profeten, zoals we in Jeremia lazen. Daarom worden mensen die iets met zulke vérstrekkende consequenties als het einde der tijden proclameren, met groot wantrouwen en afwijzing bejegend. Wie zegt dat Jezus en zijn leerlingen geen valse profeten zijn? Een volstrekt terechte vraag. Dat maakt de leerlingen onzeker.

Niet de vrede, maar het zwaard

De voorstelling van het einde der tijden is verbonden met sjalom, een wereld van alomvattende vrede waar het leven ongehinderd stroomt, waar alles in perfecte balans is. De leerlingen zouden nu kunnen aannemen dat Jezus gekomen is om deze vrede te brengen, en dat zij uitgezonden worden om Hem daarin na te volgen. Dat is zo, maar in hun joodse traditie wordt de uiteindelijke sjalom bereikt door hem langzaam op te bouwen, doordat ieder mens en iedere gemeenschap eraan werkt om de wereld in balans te brengen, bij stukjes en beetjes, met vallen en opstaan. Er worden problemen opgelost, maar ergens anders ontstaan weer nieuwe. Hoe meer knelpunten of knopen (zoals Franz Rosenzweig het noemt) in deze wereld opgelost worden, hoe meer het Koninkrijk Gods groeit. Als mensen meer knopen leggen dan oplossen, wordt het Koninkrijk kleiner. Dat lijkt een eindeloos proces. Er ontstond de voorstelling van een afgezant van God: de Messias, die, heel kort samengevat, een einde zal maken aan de geschiedenis. Hij zal in een generatie komen waarin de knopen opgelost zijn, óf één die zo hopeloos vol knopen is dat ingrijpen van buitenaf noodzakelijk is.

Maar Jezus’ leerlingen staan midden in de geschiedenis. Jezus tracht, zoals alle profeten, het handelen van mensen te corrigeren. Daardoor jaagt Hij hen tegen zichzelf en elkaar in het harnas (Matteüs 10,35), Hij brengt ‘het zwaard’, onenigheid (Matteüs 10,34). Dat wordt het pijnlijkst voelbaar in die andere inner circle waarin de leerlingen tot nu toe verkeerden: de familie. Zij zullen met onbekenden gemakkelijker kunnen opschieten dan met hun bloedverwanten (Matteüs 10,35-37). Jezus houdt hun ondubbelzinnig voor dat zij er heel goed over moeten nadenken of zij deze taak wel aankunnen en willen (Matteüs 10,38). Al lijkt de toon gematigder in de laatste twee verzen van deze perikoop.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken